De regen tikte ritmisch op het dak van de auto, een zachte percussie die alles buiten wazig maakte. De parkeerplaats lag verlaten, ergens aan de rand van een natuurgebied. Alleen nat asfalt, de vage schijn van een lantaarnpaal, en hun ademhaling.
Dennis zat achter het stuur. Motor uit. Lichten gedimd.
Angela draaide zich langzaam naar hem toe, haar been opgetrokken op de passagiersstoel. Ze droeg een lange trenchcoat, maar daaronder — bijna niets. Alleen een zwart kanten setje, meer suggestie dan bescherming.
“Waarom stoppen we eigenlijk altijd nét voordat het spannend wordt?” vroeg ze zacht, haar stem laag, spelend met de zoom van haar jas.
Dennis draaide zich naar haar. Zijn ogen gleden traag over haar heen.
“Misschien omdat jij precies weet hoe je het opbouwt.”
Ze lachte zacht, reikte naar hem over de middenconsole, haar vingers losjes in zijn nek. Ze trok hem dichterbij en hun lippen ontmoetten elkaar — warm, traag, verkennend. Geen haast. Alleen de smaak van elkaar en de regen als achtergrondmuziek.
Haar jas gleed open. Zijn hand vond haar dij. Haar huid was warm, gespannen, trillend onder zijn aanraking. Hij streelde haar op de grens van haar slip, net niet erin, haar kreun bijna onhoorbaar.
Ze schoof haar stoel naar achter, trok hem half over zich heen.
“Hier?” fluisterde hij.
“Hoor je me klagen?”
Hij drukte zijn heup tegen haar, zijn hand nu wél onder het kant, haar natte warmte tussen zijn vingers. Angela duwde haar hoofd achterover tegen de leuning, haar benen wijd, haar ademhaling sneller.
Zijn mond vond haar hals. Haar borst. Hij schoof het kant omlaag, kuste haar traag, beet haar zacht. Angela trok aan zijn rits, voelde hem hard tegen haar hand, klaar, gretig.
Ze draaide zich om, haar knieën op de stoel, haar rug licht hol. Keek hem aan over haar schouder.
“Kom dan,” fluisterde ze.
Hij gleed in haar in één beweging. Geen tijd voor controle, geen filter. Alleen stoom tegen de ramen, de auto zacht schuddend in het ritme van hun lichamen, en hun stemmen — onderdrukt, schor, puur.
Hij hield haar heupen vast, haar jas half over haar rug, haar haar tegen zijn schouder. Alles klopte. Alles was daar.
Ze kwam eerst, heftig, zich vastklampend aan het dashboard. Toen volgde hij, diep, met gesloten ogen, haar naam op zijn lippen.
Na afloop leunden ze tegen elkaar aan. Warm. Stil. De regen was er nog steeds, maar de wereld leek ver weg.
“Misschien moeten we vaker gewoon… stilstaan,” zei Angela.
Dennis grinnikte. “Of gewoon altijd parkeren waar niemand kijkt.”
